Wat is het verschil en verandert daardoor de bedrading van uw wissels?
1. Insulfrogs (bedoeld voor de minder ervaren modelspoorbouwer)
Alle Insulfrog wissels zijn zelf-isolerend en de wisseltongen krijgen hun spanning door contact met de aanliggende rail (A).
De ingebouwde veer houdt de twee in strak contact. Merk op dat de andere tong (B) zonder spanning blijft. Aan de andere kant van het wissel zijn de twee wisselrails gescheiden door een korte geïsoleerde sectie aan de tip van het wissel, het puntstuk genaamd (C). Dit vereenvoudigt de bedrading, omdat met dit ontwerp de puntstukrails niet hoeven te worden geschakeld.
Het spoor wat gebruikt wordt (D) wordt gevoed door de relevante wisseltong, terwijl het spoor dat niet wordt gebruikt (E) zonder spanning blijft, omdat de corresponderende tong elektrisch buiten werking is.
2. Electrofrogs (bedoeld voor de meer ervaren modelspoorbouwer) - Methode A (de eenvoudigste)
Bij Electrofrog wissels, ook zelf-isolerend, voedt contact met de aangrenzende rail (A) beide wisseltongen met dezelfde polariteit. Merk op dat de polariteit van de tongen wisselt overeenkomend met het ingestelde spoor (B).
De wisselrails zijn gemaakt van massief nikkel zilver rail zonder geïsoleerde sectie (C) en de polariteit van dit stroomvoerend puntstuk schakelt d.m.v. de wisseltongen. Dus het spoor in gebruik (D) wordt van spanning voorzien, terwijl het ongebruikte spoor (E) spanningsloos blijft, omdat beide rails dezelfde polariteit hebben. Net als met Insulfrogs, heeft deze methode geen extra schakelaars of bedrading nodig.
3. Electrofrogs (bedoeld voor de meer ervaren modelspoorbouwer) - Methode B (een beetje ingewikkelder)
Om de mogelijkheid van een toevallige kortsluiting te voorkomen als een wiel langs de achterkant van de passieve
wisseltong rijdt, kunnen de twee tongen elektrisch van elkaar worden gescheiden door eenvoudig een paar jumperdraden onder het wissel (A) te verwijderen. Elke wordt gevoed door de aanliggende rail (B).
Met deze methode worden de wisseltongen niet langer betrokken bij het elektrisch schakelen, dus is een aparte SPDT schakelaar (C) nodig om de polariteit van het puntstuk (D) te veranderen als het wissel van de ene in de andere richting wordt gewijzigd. Er zijn een paar verschillende manieren om dit te doen, bijna alle hebben te maken met koppelen van de schakelaar met de beweging van de wisselverstelbalk, die schakelen mogelijk maakt.
4. Unifrogs – het beste van twee werelden
Eerst even een opmerking: Binnen het PECO programma zijn (tot nu toe) slechts enkele wissels uitgevoerd met Unifrog. Als dat zo is, staat het erbij.
Een Unifrog wissel kan op twee manieren worden gebruikt – direct uit de doos en bedraad als een insulfrog, of met de tip van het puntstuk geëlektrificeerd. In het laatste geval hoeven geen draadbruggen te worden geknipt, maar apart daarvan behoeft de wijziging van de polariteit van Unifrogs dezelfde bedrading als voor Electrofrog (methode B). De polariteit van de wisselbladen blijft constant, waarbij elke mogelijkheid van kortsluiting door wielen uitgesloten wordt.
Met de methodes 3 en 4 hierboven worden de wisseltongen niet langer betrokken bij het schakelen van elektrische stroom, dus is een aparte enkelpolige schakelaar nodig om de polariteit van het puntstuk te veranderen, als het wissel van richting wordt veranderd. Er zijn een paar verschillende manieren om dit te doen, ideaal is het als de schakelaar is gekoppeld aan de trekstang, waardoor het schakelen automatisch gaat.